Hij behandelt nog bijna dagelijks patiëntjes, veelal huilbaby’s van wie Mohr veronderstelt dat ze tijdens de bevalling een beknelling van de nekwervels hebben opgelopen. Daarnaast geeft hij lezingen voor vakgenoten en is hij 6 dagen per jaar docent aan de opleiding voor manuele therapie. “Ik lees ontzettend veel over het vak. Dat houdt me ongelooflijk bezig. Ik ben op ontdekkingsreis en vind het vaak jammer dat ik nu zo oud ben. Dan denk ik: had ik dit 30 jaar geleden maar geweten…” Oud voelde Mohr zich lange tijd niet. Toen hij voor het eerst AOW ontving, kwam de gedachte aan stoppen geen moment bij hem op. Dat gebeurde pas later, een paar jaar geleden tijdens een nascholingscursus bij het KNGF. “Het moderne denken, het managementjargon, de computer, het academische taalgebruik: ik kon het niet bevatten. Voor het eerst voelde ik me zinloos.” Maar terug in zijn praktijk verdween dat gevoel op slag en bloeide hij weer op. “Als een moeder tegen me zegt: ‘Dankzij uw behandeling kan ik voor het eerst mijn zoontje weer ontspannen aankleden’, dan is mijn dag gemaakt. Er zit zo veel leed bij ouders en kinderen. Als ik een bijdrage mag leveren aan de oplossing daarvan, maakt dat me dankbaar en gelukkig.” Mohr werkt zo’n drie dagen per week. Een groot verschil met vroeger is dat hij zich niet meer laat dicteren door zijn agenda. Er was een tijd dat hij twee praktijken en twaalf medewerkers had. Altijd aan het werk. Sinds 1990 heeft hij een solopraktijk. Omdat Mohr niet door een zorgverzekeraar gecontracteerd is – dat wil hij zelf niet – heeft hij ook weinig administratieve rompslomp. Bovenal voelt hij zich daardoor vrij. “Ik hoef me niet meer aan te passen aan wat van bovenaf wordt opgelegd. Van die frustratie ben ik verlost.” Aan het eind van een werkdag kan hij zich tegenwoordig erg moe voelen. Sommige mensen zeggen hem nou eens te gaan leven. “Financieel zou het makkelijk kunnen. Maar dit ís mijn leven, mijn identiteit. Ik zou niets anders willen.” Dat hij op zijn 74ste nog werkt, mag overigens een klein wonder heten. Op zijn 60ste kreeg Mohr een zwaar hartinfarct. Binnen drie maanden was hij alweer terug in zijn praktijk. “Mijn leven is gered door een jonge huisarts die binnen een paar minuten ter plekke was. Hij handelde zeer adequaat. Ik ben er eerlijk in: ik zou geen huisarts van in de zeventig willen. Die lijkt me voor dat vak eigenlijk te oud.” Mohr voelt dat het einde van zijn arbeidzame leven in zicht komt. Niet omdat hij het fysiek niet meer kan opbrengen, maar omdat er ergens een grens moet worden getrokken. Hij geeft de komende jaren nog één cursus en houdt er dan mee op. “Ik heb 400 KISS-therapeuten opgeleid. Ik ervaar dat ik niet onmisbaar ben. Maar als ik gebeld wordt door een moeder die vraagt of ze met haar kind langs mag komen, zal ik geen nee verkopen.